ASR A2.2 Maatregelen tegen brand

Overzicht

De nieuwe versie van de ASR A2.2 mei 2018 Maatregelen tegen brand  vervangt de vorige versie van nov. 2012. Deze wijzigingen komen nu naar werkgevers.

Waarom is er een nieuwe versie van ASR A2.2 gepubliceerd?

In mei 2018 is een herziene versie van ASR A2.2 gepubliceerd. Deze is enerzijds bedoeld om rekening te houden met de gewijzigde omstandigheden sinds 2012, maar ook om het toegenomen risico op brand nader te specificeren. Het brengt in ieder geval een aantal veranderingen met zich mee waar werkgevers mee te maken krijgen. De huidige versie van mei 2018 vervangt de vorige versie. Deze is sinds de publicatie in mei 2018 geldig zonder overgangsperiode.

Dit betekent dat de brandbeveiligingsmaatregelen die tot nu toe zijn genomen mogelijk niet meer voldoen aan het vermoeden van conformiteit. De werkgever kan niet langer aannemen dat hij voldoet aan de overeenkomstige eisen van de verordening. Als onderdeel van een risicobeoordeling moet de werkgever bepalen of de tot nu toe toegepaste maatregelen ook aan de nieuwe eisen voldoen en dus nog steeds geschikt zijn. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt direct bij de werkgever, zelfs als hij zijn eigen specialisten of externe adviseurs inschakelt om aan de eisen te voldoen.

 

Wat is ASR A.2.2 Maatregelen tegen brand?

Sinds 2012 is de werkplekrichtlijn ASR A2.2 een beoordelingsgrondslag voor werkgevers, operators, brandveiligheidsfunctionarissen, brandveiligheidsfunctionarissen en -planners en facilitair managers. Het specificeert de bepalingen van de werkplekverordening met betrekking tot het uitrusten van werkplekken met brandmeld- en brandblusapparatuur en de bijbehorende organisatorische maatregelen voor het gebruik ervan. Het wordt uitgegeven door de Commissie Werkplekken van de Federaal instituut voor veiligheid en gezondheid op het werk afgegeven. Als ASR A2.2 wordt geïmplementeerd, kan de exploitant aanspraak maken op het vermoeden van conformiteit. Hij kan ervan uitgaan dat hij voldoet aan de eisen van de arbeidsplaatsverordening. Afwijkende maatregelen moeten ten minste hetzelfde niveau van veiligheid en gezondheidsbescherming voor werknemers bieden.

 

De belangrijkste wijzigingen in ASR A2.2 versie mei 2018 op een rij

Indeling van de werkplek in verschillende brandrisicogebieden

"Om het vereiste type en aantal blustoestellen te bepalen, kan de werkplek worden onderverdeeld in deelgebieden als dit zinvol of noodzakelijk is vanwege de bouwkundige omstandigheden of de gebruiksvoorwaarden. De deelgebieden van een werkplek kunnen worden ingedeeld in verschillende brandrisico's."

Verwijdering van muurhydranten

Een andere nieuwe functie is het gebruik van muurhydranten. Voorheen was het mogelijk om het aantal brandblussers in de basisuitrusting te verminderen als er muurhydranten beschikbaar waren voor brandbestrijding. Brandblussers in overeenstemming met DIN EN 3 zijn voorzien als blusapparatuur voor de basisuitrusting. De vroegere muurkranen zijn niet langer opgenomen in de basisuitrusting.

Vrijstelling voor het gebruik van brandblussers met 2 blusmiddeleenheden

Volgens ASR A2.2 moet een brandblusser voor de basisuitrusting ten minste 6 blusmiddeleenheden hebben. Voor het eerst staat de nieuwe ASR A2.2 versie mei 2018 toe dat brandblussers met ten minste 2 blusmiddeleenheden (LE) worden opgenomen in de basisuitrusting voor normale brandgevaren, onder de volgende voorwaarden

  • dit resulteert in een vereenvoudiging van de bediening, bijvoorbeeld door een gewichtsbesparing van minstens 25% per brandblusser
  • de toegangstijd wordt verkort, bijvoorbeeld door de maximale afstand tot de dichtstbijzijnde brandblusser te halveren tot maximaal 10 meter, en
  • ten minste het dubbele aantal brandveiligheidsassistenten aanwezig is

Excursus: Mogen blusspuitbussen met 2 LE in bedrijf worden gebruikt?

De ASTA (Werkcomité voor Arbeidsveiligheid) van het federale ministerie van Arbeid en Sociale Zaken heeft op 3 juli 2018 een aanbeveling uitgebracht. dat blusspuitbussen "met de hand bediende toestellen voor het bestrijden van beginnende branden" zijn in de zin van ASR A2.2 punt 3.6 en geen brandblussers zijn volgens DIN EN3-7:2007-10. Daarom is de bovengenoemde vrijstelling niet van toepassing op spuitbussen, zelfs niet als ze minstens 2 LE hebben. Daarom is de bovengenoemde vrijstelling niet van toepassing op spuitbussen, zelfs als ze ten minste 2 LE hebben. Dit betekent dat ze niet tot de basisuitrusting kunnen worden gerekend.

 

Toch kan in een risicobeoordeling worden nagegaan of sproeibussen kunnen worden gebruikt als extra maatregel bij een verhoogd brandrisico. Dit is op zijn beurt gekoppeld aan de ASTA bepaalde voorwaarden.

 

Deze ASTA-aanbeveling weerspiegelt de huidige State of the art weer.

 

Er moet ook rekening worden gehouden met ecologische aspecten. Na 3-5 jaar, afhankelijk van de fabrikant, moeten de blusspuitbussen niet alleen worden weggegooid, maar ook volledig worden vervangen. Brandblussers daarentegen hebben over het algemeen een levensduur tot 25 jaar en zijn daarom uiteindelijk duurzamer over de gehele levensduur van het product.

Etikettering van locaties van brandblussers

Terwijl het voorheen voldoende was om brandblussers te voorzien van het brandveiligheidsteken "Brandblusser" in overeenstemming met ASR A1.3 als ze niet op een duidelijk zichtbare plaats kunnen worden opgesteld of bevestigd, is het nu noodzakelijk om elke installatieplaats van een brandblusser moet dienovereenkomstig worden geëtiketteerd.

Er wordt ook gespecificeerd dat de herkenbaarheid van de noodzakelijke brandveiligheidssignalering op vluchtroutes zonder veiligheidsverlichting behouden blijft door het gebruik van fotoluminescente materialen in overeenstemming met ASR A1.3. (ASR A2.2 versie mei 2018 paragraaf 5.3)

Uitgebreide catalogus van maatregelen voor verhoogd brandrisico

De volgende maatregelen werden aangevuld of nader gespecificeerd: "Het uitrusten van ruimten met brandalarmsystemen voor de vroegtijdige ontdekking van beginnende branden, het verhogen van het aantal brandblussers en deze gelijkmatig verdelen in ruimten met een verhoogd brandrisico om de maximale afstand tot de dichtstbijzijnde brandblusser en daarmee de tijd die nodig is om te beginnen met het bestrijden van beginnende branden te verkleinen, het installeren van meerdere brandblussers van hetzelfde type en ontwerp op één locatie in ruimten met een verhoogd brandrisico, om een groter bluseffect te bereiken door meerdere brandblussers tegelijkertijd te gebruiken als er voldoende werknemers aanwezig zijn om beginnende branden te bestrijden, het voorzien in aanvullende brandblusapparatuur die geschikt is voor de brandklassen die aanwezig zijn op de locatie in gebieden of op werkplekken met een verhoogd brandrisico om een snelle en effectieve bestrijding van beginnende branden mogelijk te maken, bijv. kooldioxidebrandblussers in gebieden met een verhoogd brandrisico. Bijvoorbeeld kooldioxideblussers in laboratoria, vetbrandblussers op frituurpannen en frituurpannen, mobiele brandblussers met een groter worpbereik en een grotere bluscapaciteit op tankparken met ontvlambare vloeistoffen, muurhydranten in gebouwen waar een grote bluscapaciteit nodig is voor het bestrijden van beginnende branden of voor koeling". (ASR A2.2 paragraaf 6.2 punt 1)

"De blusmiddelen die vanwege het verhoogde brandrisico moeten worden gebruikt, moeten zodanig worden opgesteld dat ze snel kunnen worden ingezet. Blusapparatuur moet daarom met name in de buurt van de volgende punten worden geplaatst:

  • Verwerkingsmachines met verhoogd ontstekingsrisico,
  • verhoogde vuurbelasting of
  • Ruimtes die zijn afgescheiden vanwege het verhoogde risico op brand.

Er moet voor worden gezorgd dat

  •  het blusmiddel is aangepast aan de brandklasse
  • de hoeveelheid blusmiddel voldoende is voor een beginnende brand van dit gevaar en
  • de blusapparatuur zodanig is geplaatst dat deze bij het uitbreken van brand in ruimten met een verhoogd brandrisico nog steeds snel kan worden bereikt (over het algemeen niet meer dan 5 m, maximale werkelijke loopafstand 10 m) zonder de werknemer in gevaar te brengen. (ASR A2.2 paragraaf 6.2 punt 2)

"Vaste brandbestrijdingssystemen (bijv. sprinklersystemen, waternevelblussystemen, schuim-, poeder- of gasblussystemen) zijn aanvullende brandbeveiligingsmaatregelen die verder gaan dan de basisuitrusting. Ze zijn voornamelijk vereist wanneer bijvoorbeeld 

  • brandbestrijding met blusapparatuur niet mogelijk is vanwege gevaar voor zichzelf of
  • de gebieden niet toegankelijk zijn." (ASR A2.2 paragraaf 6.2 punt 3)

Uitbreiding van de regels inzake organisatorische maatregelen

Deze omvatten uitbreidingen van regels over organisatorische maatregelen, in het bijzonder gedragsregels in geval van brand (bijv. brandveiligheidsvoorschriften (DIN 14096) of als onderdeel van het vlucht- en reddingsplan in overeenstemming met ASR A1.3 "Veiligheids- en gezondheidsbeveiligingsborden"). (ASR A2.2 versie mei 2018 punt 7.1)

De aanbevolen herhaling van praktische blusoefeningen voor brandveiligheidsassistenten met tussenpozen van 3 tot 5 jaar is ook uitgebreid. (ASR A2.2 versie mei 2018 paragraaf 7)

De brandveiligheidsfunctionaris wordt voor het eerst genoemd. Hun aanstelling door de werkgever kan aangewezen zijn op werkplekken met een verhoogd brandrisico (ASR A2.2 versie mei 2018 paragraaf 7.3).

De specificaties van de fabrikant moeten ook worden nageleefd met betrekking tot de termijnen voor het onderhoud van brandblussers.

Verduidelijking van de term "verhoogd brandrisico

De term verhoogd brandrisico wordt nu als volgt gedefinieerd:

"Er is een verhoogd risico op brand als 

  •  ontvlambare of oxiderende stoffen of mengsels aanwezig zijn,
  • de lokale en operationele omstandigheden gunstig zijn voor de ontwikkeling van een brand, is in de beginfase van een brand een snelle branduitbreiding of een grote rookontwikkeling te verwachten,
  •  brandgevaarlijke werkzaamheden worden uitgevoerd (bijv. lassen, vlamsnijden, slijpen, solderen) of brandgevaarlijke processen worden gebruikt (bijv. verfspuiten, vlamwerkzaamheden) of 
  • verhoogde gevaren aanwezig zijn, bijvoorbeeld door zelfverhittende stoffen of mengsels, stoffen van brandklasse D en F, brandbaar stof, extreem of licht ontvlambare vloeistoffen of ontvlambare gassen." (ASR A2.2 versie mei 2018 par. 3 punt 3)

Specificatie van blusmiddelen

ASR A2.2 is aangevuld met algemene informatie over het bepalen van de blusmiddeleenheden. (zie ASR A2.2 versie mei 2018 par. 4.2 punt 1)

Toevoeging van praktische voorbeelden in de bijlage

ASR A2.2 bevat een reeks praktische voorbeelden in de bijlage.